Veel is al gezegd over de ‘participatieplicht’ in de Omgevingswet. Het zou allemaal gaan veranderen, want met die nieuwe wet zou er ook een nieuwe houding komen van ambtenaren. Slogans als ‘Eenvoudig Beter’ en het beter communiceren met de omgeving vlogen je om de oren. De Omgevingswet stimuleert immers ‘vroegtijdige participatie’. Maar werkt het ook zo?

Wat is WEL geregeld over participatie in de Omgevingswet?

De bedoeling van ‘participatie’ is dat overheden ‘op tijd’ belangen, meningen en creativiteit op tafel krijgen. De wet zegt over participatie: “het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden […] bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.”

Overheden kunnen (en soms: moeten) dat uitwerken in eigen regels. Ze moeten aangeven hoe ze de belanghebbenden ‘meenemen’ bij de besluitvorming, en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Maar: de aanvrager van een omgevingsvergunning zal belanghebbenden er zélf bij moeten betrekken. In de aanvraag moet dan komen te staan of en hoe dat gebeurd is, én wat de resultaten zijn. Het bevoegd gezag neemt dat mee in zijn overwegingen om het besluit te nemen. Dat is, kort gezegd, wat er in de wet staat. Meer niet!

Wat is NIET geregeld over participatie in de Omgevingswet?

Een ‘meebeslissende stem’ is niet wettelijk geregeld. En wat al dan niet voldoende participatie is, is afhankelijk van bijvoorbeeld de omvang van het project en/of de snelheid waarmee iets geregeld moet worden.

Wat zou een rechter zeggen?

Op 11 april 2024 deed de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een interessante uitspraak (ECLI:NL:RBGEL:2024:2126). Daarin is namelijk een uitgebreide uitleg te vinden over die participatieplicht. In die zaak gaat het over de tijdelijke opvang van asielzoekers in een hotel. Uitgangspunt is daar natuurlijk al lastig: de rechter moet namelijk uit gaan van de maximale bezetting in het hotel en dus zullen de éxtra puur omgevingsrechtelijke gevolgen wel meevallen of misschien zelfs niet eens merkbaar zijn. Maar de communicatie met belanghebbenden was niet soepel verlopen. Er was maar één informatieavond gehouden en onder omwonenden was géén draagvlak ontstaan. Er bleef onrust.

De voorzieningenrechter beantwoordt in zijn uitspraak dan de vraag, of er voldoende aan participatie is gedaan. De rechter zegt daarover onder meer:

“De voorzieningenrechter neemt aan dat in die gevallen dat participatie verplicht is gesteld, de participatie wel enige betekenis moet hebben. Anders zou het verplicht stellen van participatie weinig zinvol zijn. Het hangt vervolgens af van de aard van het project en de impact op de omgeving wat er in redelijkheid aan participatie gedaan moet worden. Het is in eerste instantie aan het college om te beoordelen of de initiatiefnemer in redelijkheid heeft kunnen volstaan met de verrichte participatie.”

De voorzieningenrechter ziet dat het COA aan participatie heeft gedaan: via een brief en een informatieavond. De rechter vindt dat in dit geval voldoende, omdat

“het project naar haar aard met behoorlijke spoed moet worden verricht, gelet op het grote maatschappelijk belang bij het spoedig opvangen van asielzoekers vanwege de opvangcrisis. De voorzieningenrechter acht het onder die omstandigheid redelijk dat het COA en het college hebben volstaan met één informatieavond.”

Dat de informatie onduidelijk of niet compleet was, maakt niet uit, want het gaat er bij participatie NIET om, om draagvlak te krijgen:

“Verder wordt nog opgemerkt dat met participatie (zoals het houden van een informatieavond) niet wordt beoogd om unanieme steun of draagvlak onder alle omwonenden te verkrijgen. Dat kan ook niet. Het doel van participatie is wel om burgers in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de besluitvorming, maar participatie gaat dus niet zó ver dat de inbreng van omwonenden vervolgens ook van beslissende betekenis is. Participatie kan het draagvlak bij de burger zeker vergroten, maar heeft dus niet automatisch tot gevolg dat dit ook leidt tot een voor alle omwonenden wenselijke beslissing. Daarbij komt ook dat er geen wettelijke regel is die bepaalt dat een ontwikkeling alleen doorgang kan vinden als daarvoor voldoende draagvlak bij omwonenden bestaat.”

De rechter vindt dat het college zijn werk als bestuursorgaan gedaan heeft. Het bezwaar is kansloos. Toch snapt deze rechter prima waar de pijn zit bij de omwonenden en zegt dan ook dat het COA in contact moet blijven met de omwonenden:

“De voorzieningenrechter begrijpt ook dat de wijze waarop de vergunning tot stand is gekomen en de daarmee gepaard gaande snelheid voor de nodige onrust en onbegrip zorgt bij omwonenden. Het is dan ook in ieders belang dat het COA en de gemeente in overleg blijven met omwonenden. Het omwonendenoverleg dat het COA maandelijks organiseert is in dat kader erg belangrijk. Op zitting hebben verzoekers echter aangegeven dat ze één keer per maand te weinig vinden en vaker overleg willen. Het COA heeft aangegeven daarover na te willen denken. De voorzieningenrechter geeft aan het COA en het college mee om daar serieus werk van te maken en te bekijken of dit overleg frequenter, bijvoorbeeld een keer per week of eens in de twee weken, kan plaatsvinden.”

Conclusie

Vóór 1 januari 2024 was er niets in de wet geregeld over het betrekken van belanghebbenden bij vergunningaanvragen en/of besluitvorming van overheden. Als we het zó bekijken, is de nieuwe regeling wel een vooruitgang. Maar: verwacht er als omwonende of andere belanghebbende vooral niet te veel van. Want het is géén wettelijke eis, dat belanghebbenden ook echt moeten instemmen met het plan of project!

Vragen?

Naast de participatieplicht zijn er natuurlijk nog heel veel andere wettelijke regels, waar de overheid én de vergunninghouder aan moeten voldoen. Hebt u vragen over (voorgenomen) besluiten over uw omgeving? Stel die dan aan mij.