Zoonlief exploiteert een veehouderij. Zijn vader heeft deze per 1 april 2019 aan hem overgedragen. Op het perceel is een aantal gebouwen aanwezig. De onbebouwde delen van het perceel zijn verdeeld in secties, waar opslag van verschillende materialen plaatsvindt. In de secties P en O is door deze opslag een wal ontstaan. Ten zuiden en oosten van het perceel liggen weidegronden. Het college van burgemeester en wethouders van Waterland besloot om een verbeurde dwangsom in te vorderen (€50.000,00). Deze dwangsom vloeit voort uit de last die bij besluit van 29 november 2017 aan de vader, als toenmalige drijver van de inrichting in Katwoude, is opgelegd. Daarnaast heeft het college bij besluit van 20 oktober 2020 de zoon opnieuw een last onder dwangsom opgelegd om de in het besluit genoemde milieuovertredingen op het perceel te voorkomen en daarmee beëindigd te houden. De zoon vindt, dat hij die dwangsom niet hoeft te betalen. De last is immers opgelegd aan zijn vader en de wal ligt ook op eigendom van zijn vader. Wat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hiervan vindt, is te vinden in haar uitspraak van 26 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1243).
Wat zegt de wet?
Artikel 5.18 Wabo (zakelijke werking sanctiebesluiten)
“Bij een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen bepalen dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. In dat geval kan het besluit, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen naar het oordeel van dat bestuursorgaan verzetten, jegens die rechtsopvolger of iedere verdere rechtsopvolger worden ten uitvoer gelegd en kunnen de kosten van die tenuitvoerlegging en een te innen dwangsom bij die rechtsopvolger of verdere rechtsopvolger worden ingevorderd.”
Wat is een rechtsopvolger? Een rechtsopvolger is een natuurlijk persoon of rechtspersoon die goederen verkrijgt van zijn of haar voorganger. Dat kan op twee manieren: onder algemene titel (bijvoorbeeld door boedelmenging, erfopvolging, fusie of splitsing) of onder bijzondere titel (bijvoorbeeld door koop en levering (eigendomsoverdracht), verjaring of onteigening).
In gewone-mensen-taal staat dus in de wet, dat als iemand een last onder dwangsom opgelegd krijgt, zijn rechtsopvolger te maken kan krijgen met de gevolgen ervan, als dat zo bepaald is in het handhavingsbesluit.
Wat zegt de Afdeling bestuursrechtspraak in deze uitspraak?
7.1. De Afdeling begrijpt deze beroepsgrond zo dat deze is gericht tegen het onderdeel van het besluit dat gaat over de invorderingsbeschikking. De Afdeling overweegt daarover het volgende. De last die bij besluit van 29 november 2017 is opgelegd is weliswaar geadresseerd aan [vader], maar in het besluit staat nadrukkelijk dat de last betrekking heeft op de [inrichting] aan de [locatie] waarvan [vader] destijds de drijver was. Het college heeft in het besluit van 29 november 2017 bepaald dat het besluit ook geldt voor de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is gericht en dat de te innen dwangsom ook bij de rechtsopvolger kan worden ingevorderd. Dit is gebaseerd op artikel 5.18 van de Wet algemene bepalingen (hierna: de Wabo) in samenhang bezien met artikel 18.1a van de Wet milieubeheer. De Afdeling stelt vast dat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat de onderneming in de rechtsvorm van een eenmanszaak – na het besluit op bezwaar van 14 augustus 2018, maar voor afloop van de begunstigingstermijn – is overgedragen. De zoon staat sinds 1 april 2019 ook als drijver van de veehouderij […]. [De zoon] is daarom de rechtsopvolger van de vader, als bedoeld in artikel 5.18 van de Wabo. Alleen al omdat [de zoon] voordat de begunstigingstermijn afliep de onderneming van zijn vader heeft overgenomen, heeft het college het besluit tot invordering van 20 oktober 2020 aan [de zoon] kunnen richten. Over het betoog van [de zoon] dat de wal geen deel uitmaakt van de inrichting en nog steeds eigendom is van zijn vader, overweegt de Afdeling het volgende. Het college heeft toegelicht dat de wal binnen de inrichtingsgrenzen ligt; het is een veehouderij met bijbehorend terrein waar grond, spullen en materialen ten behoeve van de inrichting worden opgeslagen. De Afdeling ziet aan de hand van het door het college overgelegde fotomateriaal in de stelling van [de zoon] geen aanleiding om aan de juistheid van de conclusie van het college te twijfelen. De omstandigheid dat de gronden nog steeds in eigendom zijn van zijn vader, leidt, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel.
In gewone-mensen-taal staat hier, dat de zoon het bedrijf van zijn vader heeft opgevolgd binnen de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom en dat alleen al om die reden de zoon is aan te spreken op naleving van de last. Bovendien heeft het college in het handhavingsbesluit met nadruk opgenomen, dat de wal binnen de inrichtingsgrenzen ligt en dus heeft (ook) de zoon de zeggenschap over het al dan niet beëindigen van die overtreding. Hij drijft immers inmiddels de inrichting!
Nog korter gezegd: zoonlief is de klos en moet betalen, omdat hij de inrichting drijft en dus ook de opslagactiviteiten uitvoert en zélf nog tijdig de geconstateerde overtreding had kunnen beëindigen. Nu hij dat niet (althans niet tijdig) gedaan had, is hij officieel overtreder geworden.
Wat zegt de Omgevingswet?
Artikel 18.4a (herstelsanctie en rechtsopvolger)
“Het bestuursorgaan dat een besluit neemt tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gericht op naleving van een bij of krachtens deze wet gestelde regel kan daarbij bepalen dat het besluit ook geldt voor de rechtsopvolgers van degene aan wie de last wordt opgelegd. In dat geval kan het bestuursorgaan het besluit tegen de rechtsopvolgers ten uitvoer leggen en de kosten van die tenuitvoerlegging of een verbeurde dwangsom bij die rechtsopvolgers invorderen.”
Hoewel beknopter geformuleerd dan in de Wabo, is in de Omgevingswet dus in essentie hetzelfde geregeld als in de Wabo: namelijk dat in het handhavingsbesluit kán worden bepaald dat het besluit ook geldt voor de rechtsopvolgers van degene aan wie de last wordt opgelegd.
Wat leren we hier uit?
Blijf goed opletten bij de overdracht van eigendommen! Niet alleen kunnen er privaatrechtelijke speciale ‘lasten’ aan vast zitten (bijvoorbeeld erfdienstbaarheden), maar zeker ook publiekrechtelijke. Een last onder dwangsom kan namelijk op die manier ‘meegaan’ naar de rechtsopvolger, die dan geconfronteerd kan worden met de invordering ervan, als en voor zover hij de last overtreedt.
Minou Woestenenk
Recente reacties