Groot nieuws: op 27 mei 2020 werd het wetsvoorstel voor de ‘Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Er staan voor het handhavingsrecht (en dus ook voor het omgevingsrecht) twee belangrijke veranderingen in: de eerste is dat de verjaring bij dwangsommen heel anders geregeld zal worden en de tweede is dat er een vervaltermijn komt voor de bevoegdheid om kosten te verhalen na bestuursdwang.

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn allerlei bestuursrechtelijke geldschulden geregeld, in de zogenaamde ‘geldschuldentitel’ (titel 4.4 Awb). Voor het omgevingsrecht zijn kwesties rond de invordering van verbeurde dwangsommen en het kostenverhaal na bestuursdwang natuurlijk het meest interessant.

Verjaringstermijn invordering

De verjaringstermijn bij invordering van verbeurde dwangsommen is op dit moment vrij kort te noemen, namelijk één jaar na het verstrijken van de begunstigingstermijn. Bovendien is het opletten geblazen: het moet niet alleen allemaal binnen de termijn van een jaar gebeuren, maar ook nog in een bepaalde volgorde. Wettelijk is voorgeschreven dat voor het daadwerkelijk invorderen (innen) van het geld zowel een invorderingsbeschikking als een schriftelijke aanmaning (in die volgorde) nodig zijn om de korte verjaringstermijn voor een jaar te kunnen stuiten. Uit de praktijk bleek al enige tijd dat de invorderingsbevoegdheid vaak al was verjaard voordat de uitkomst bekend was van een bezwaar of beroep tegen de last onder dwangsom of een invorderingsbeschikking. Het wetsartikel over de invorderingsbeschikking (5:35 Awb) breidt zich uit tot 2 leden én er komt een nieuw artikel 5:37a Awb bij.

In de nieuwe regeling zal niet meer de invorderingsbevoegdheid verjaren, maar de ‘rechtsvordering tot betaling van de dwangsom’, zoals de rechters dat eigenlijk al uitlegden. Dat sluit dan ineens alsnog aan bij de algemene verjaringstermijn van geldschulden (namelijk 5 jaar, zie artikel 4:104 Awb), wel zo prettig en bovendien makkelijker te onthouden.

Bezwaar, beroep en hoger beroep tegen de last onder dwangsom gaan ervoor zorgen dat de verjaring vanzelf verlengd wordt (artikel 5:35 lid 2 Awb). Anders gezegd: de verjaringstermijn wordt verlengd met de tijd die nodig is om een lopende procedure tegen het handhavingsbesluit af te ronden. Met het oog op de rechtszekerheid van de (vermeende) overtreder duurt de verlenging niet langer dan strikt noodzakelijk voor de afronding van een al lopende (besluitvormings)procedure. Hierdoor zal de invorderingsbevoegdheid niet verjaren als er nog beroep of hoger beroep aanhangig is of openstaat tegen de oplegging van een last onder dwangsom op de dag waarop de verjaringstermijn verstrijkt. Daardoor is het dan ook niet meer noodzakelijk (maar nog wel mogelijk!) dat een bestuursorgaan alvast maar gaat invorderen, ook al loopt er nog een procedure voor bezwaar of beroep tegen het handhavingsbesluit.

Via het nieuwe artikel 5:37a Awb krijgt de invorderingsbeschikking wél stuitende werking. En dat is natuurlijk totaal anders dan de huidige regeling. De verjaringstermijn wordt bovendien verlengd vanaf het moment dat een derde een verzoek indient om een dwangsom in te vorderen, zolang als nodig is om een lopende procedure af te ronden, dus tot het moment dat de beslissing daarop onherroepelijk is (lid 2). En tenslotte gaan bezwaar, beroep en hoger beroep tegen de (weigering om een) invorderingsbeschikking (te nemen) door een derde ervoor zorgen dat de verjaring verlengd wordt. Ook dit is heel anders dan nu: als er dus nog bezwaar of beroep mogelijk is tegen de weigering om een invorderingsbesluit te nemen, dan wordt de verjaringstermijn vanzelf langer (lid 3).

Opvallend is nog wel dat bezwaar en beroep van de overtreder tegen de invorderingsbeschikking niet de verjaring verlengt. Wellicht is dat nog een foutje in het wetsvoorstel. En: de termijn wordt gepauzeerd op de laatste dag, waardoor bij het onherroepelijk worden van de invorderingsbeschikking de rechtsvordering diezelfde dag zal verjaren. Dat lijkt niet werkbaar.

Verjaringstermijn kostenverhaal na bestuursdwang

Voor het verhalen van de kosten na bestuursdwang bestond er tot nu toe geen termijn in de wet. Het bestuursorgaan kon er nog jaren mee wachten, zeg maar. Dat kan straks niet meer, want ook daar komt een verjaringstermijn op: net zoals bij de andere kwesties wordt die verjaringstermijn dan 5 jaar ‘na afronding van de bestuursdwang’. Dat zal dan soms lastig te bepalen zijn, want niet zelden duurt de toepassing van bestuursdwang langer dan één moment of één dag.

Overgangsrecht

De nieuwe regel dat een invorderingsbeschikking stuitende werking heeft, is alleen maar van toepassing op beschikkingen tot invordering die na de inwerkingtreding van deze wet worden genomen.

Tenslotte

Het wordt zo nog eens wat, met die verjaring (of juist niet). Bestuursorganen krijgen meer kansen om daadwerkelijk in te gaan vorderen, maar tegelijkertijd wordt de regeling er toch niet echt veel makkelijker op, lijkt het. Advocaten die ondernemers bijstaan, zullen weer op zoek moeten gaan naar andere mogelijkheden dan alleen verjaring om de invordering van verbeurde dwangsommen aan te kunnen tasten.

Minou Woestenenk

Verschenen in de Kluwer Nieuwsbrief Wabo & omgevingsvergunning plus,  16 juli 2020