Bezwaar tegen gemeentelijke boete
Nog maar kort geleden schreef ik een post over een bestuurlijke boete, die de gemeente Amsterdam had opgelegd wegens illegale verhuur van woonruimte aan toeristen. Voor Amsterdam is het bijna routine. En voor de rechter leek dat ook zo te zijn. Boete is boete, de rechter heeft geen medelijden. Maar gisteren…. Het ging in deze kwestie om een man, die zijn vrijesectorwoning illegaal onderverhuurde. Dat mag niet, en volgens een vast en consequent gehanteerd boeteschema had deze man dus een boete opgelegd gekregen van maar liefst € 12.000,=. Logisch dat hij tegen dit zeer forse bedrag bezwaar maakte én in beroep ging. Maar, waar de bestuursrechter meestal de gemeente Amsterdam de vrije hand laat bij het opleggen van boetes, omdat er inmiddels een vaste en (juridisch) betrouwbare werkwijze bestaat, ging dat in dit geval niet door. Op 11 mei 2016, was de Afdeling bestuursrechtspraak tóch van mening, dat de opgelegde boete veel te hoog was: ECLI:NL:RVS:2016:1277. Een boetebedrag van € 12.000,= wordt normaal gesproken zeker niet als overdreven hoog beschouwd. Dat bleek ook wel uit mijn vorige post over illegale onderverhuur. Dat komt, omdat dergelijke onderverhuur wordt gezien als urgent maatschappelijk probleem (concurrentievervalsing met de hotelwereld, brandveiligheidsrisico’s, etc.), waartegen kennelijk alleen maar (zeer) hoge boetes werken. In de kern gaat het in deze uitspraak over het gelijkheidsbeginsel. In het boeteschema van de gemeente was namelijk een onderscheid gemaakt tussen vrijesectorwoningen en gesubsidieerde huurwoningen: voor deze laatste categorie was het namelijk mogelijk om de boete te verlagen, afhankelijk van het antwoord op de vraag of er sprake was van het behalen van financieel voordeel uit de illegale verhuur en de vraag of er sprake was van een of meerdere woningen. Dit gold niet voor vrijesectorwoningen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft nu bepaald, dat dit onderscheid ook moet gelden voor de vrijesectorwoningen, nu de gemeente niet kon aangeven wat de diepere achtergrond was bij dit verschil. De man in kwestie handelde niet bedrijfsmatig, hij had er geen financieel voordeel mee behaald én het ging maar om één woning. Reden genoeg voor de Afdeling om zelf te voorzien in deze kwestie, door de boete tot € 3.000 te verlagen. “Het is niet altijd met een schaartje te knippen”, zo luidt een van mijn gevleugelde uitspraken. Maar in dit geval heeft onze hoogste bestuursrechter dat dus toch maar gedaan. Het lijkt me niet meer dan redelijk. Ook moeite met een opgelegde boete, dwangsom of bestuursdwang? Ik kijk graag met u mee, of ik er iets tegen kan doen voor u! Stuur mij een bericht via mijn contactpagina of bel 085 0030153.
Recente reacties